Surinaamse Inheemsen zijn nog altijd geen volwaardige burgers
Diana Vlet: "Neem ons mee in denktanks, laat ons meedenken over beleid"
Tekst: Jamila Meischke
Roline Auraemo zingt een Inheems gebed in de taal van de Caraïben "Dank aan de Schepper die ons leidt en behoedt".
Video: Magda Augusteijn
“Ik heb een dingetje: er staat een docent met zo’n dertig studenten voor de deur, maar die staan niet op de lijst”, zegt een medewerker van de Stichting Herdenking Slavernijverleden (SHS) tegen voorzitter Diana Vlet. Het is een grijze 10 januari op de eerste verdieping van het Nationaal Archief in Den Haag. Over een paar minuten begint de herdenking van het Inheems Vredesverdrag Konkardi Sani. “Laat ze binnenkomen”, zegt voorzitter Vlet direct. Haar adagium: hoe meer mensen ik kan informeren, hoe beter.
Het vredesverdrag dat deze vrijdagmiddag wordt herdacht is in 1686 gesloten tussen de Surinaamse inheemsen en de Nederlandse gouverneur Cornelis van Aerssen van Sommelsdijk. Dit was een stap richting erkenning en vrede na lang verzet tegen de eeuwenlange koloniale overheersing van Suriname. Hoewel van groot historisch belang, blijft het document zelf onvindbaar in de archieven. Met deze herdenking, die gelijktijdig in Paramaribo plaatsvindt, roept SHS het Nationaal Archief in Nederland en Suriname op de krachten te bundelen om het boven tafel te krijgen.
De in Suriname geboren Diana Vlet (53) draagt deze geschiedenis met zich mee als dochter van een deels Lokono-Inheemse moeder en een Warau-Inheemse en Afro-Surinaamse vader. Op haar veertiende verhuisde ze naar Nederland. Wie haar tegenkomt ziet een uitgesproken vrouw als het aankomt op haar familieachtergrond. Over haar rug hangt een rode, gehaakte schouderdoek die haar afkomst representeert.
Vlets doel is om de Inheemse geschiedenis op te laten nemen in het Nederlandse onderwijscurriculum. Inclusief het Vredesverdrag. Hiervoor is zij een project gestart met een historicus en een groep studenten die onderzoek doen in de archieven, wat moet uitmonden in een “manuscript”.
Diana Vlet: "Er bestaat nog altijd een neiging de geschiedenis te laten beginnen bij Columbus"
Foto: Magda Augusteijn
Maar die betrokkenheid bij haar afkomst was niet altijd vanzelfsprekend, vertelt zij later in een koffietent op Den Haag Centraal. “Ik schaamde me dat ik Inheems ben en vertelde er naar buiten toe dan ook niet veel over. Ik werd in Suriname gediscrimineerd en gepest om mijn afkomst. Dan riepen ze: ‘Ingie joe!’ [jij Inheemse]”, zegt ze met een rooibosthee op tafel. “Op school leerde je dat Inheemsen niets zijn en niets kunnen.”
Geschiedenis uitgewist
Waar komt dat vooroordeel vandaan? In de geschiedenisboeken bestaat nog altijd een neiging om de geschiedenis van het Amerikaanse continent te beginnen toen Christoffel Columbus daar in 1492 voet aan wal zette. Die meende dat hij aankwam in een grotendeels leeg continent met hooguit wat primitieve nomaden, die permanent honger leden, geen kleding bezaten en slechts tot drie konden tellen. In werkelijkheid leefden er vele ontwikkelde volkeren.
De geschiedenis van Inheemsen in Suriname – en de rest van de Amerika’s – is bijna volledig uitgewist als gevolg van grootschalige volkerenmoord en daarna heropvoedingsscholen die Inheemse tradities en talen verving met die uit Europa. In Suriname wonen volgens de volkstelling van 2012 nog een kleine twintigduizend Inheemsen op een totale bevolking van 600.000 inwoners. Volgens Vlet zijn dat er inmiddels dertigduizend.
Hoewel zij een kleine groep zijn, bewonen ze uitgestrekte delen van kostbare regio’s van het binnenland. Inheemse leefgebieden bevatten op wereldschaal 80 procent van de biodiversiteit van de aarde. Vlet: “We kunnen zeggen: het is een ver-van-mijn-bedshow, maar als zij [Inheemsen] niet kunnen overleven, is dat ook een probleem van het Westen. Die gebieden zijn de longen van de aarde.”
Kostgronden met ananas, cassave en maïs
Diana Vlet werd in 1971 geboren in Bernharddorp, dertig kilometer ten zuiden van Paramaribo. Ze groeide op in een gezin met acht kinderen. De familie had drie kostgronden, daar verbouwden ze ananas, cassave en maïs. “Dat deden we in het weekend of in de schoolvakanties”, zegt ze. “Soms bleven we zelfs een maand op onze kostgronden. Kappen, verbanden en daarna weer terug om alles schoon te maken.” Ze noemt het “een Inheemse opvoeding”, maar was verder nooit bezig met haar afkomst.
Toen haar vader twintig jaar geleden overleed, begon zij zich voor het eerst te verdiepen in haar afkomst. Zodoende komt ze erachter dat haar betovergrootmoeder aan haar vaders kant een West-Afrikaanse vroedvrouw was. Ze heette Jaba. Tijdens de slavernij is zij gebrandmerkt met het getal 1180. Na deze ontdekking was Vlet “in de rouw”. Ze was boos en verdrietig. “Ik voelde dat ik er iets mee moest”, zegt ze en begon met het organiseren van Keti Koti, de herdenking van de afschaffing van de transatlantische slavernij in Suriname. Ook zette ze de Stichting Herdenking Slavernijverleden op.
“Het is zeker wenselijk dat er meer specialisten komen op vrijwel elk gebied,” zegt Vreden. “Je kunt investeren in het verdrievoudigen van het aantal specialisten in Suriname, maar dan moet je hopen dat de specialisten die geen werk vinden in Paramaribo op eigen initiatief in de andere districten gaan werken. Het kan ook zijn dat ze naar het Caribisch gebied verdwijnen, daar zijn we niet mee geholpen”, vindt Vreden, die in het opleiden van eigen specialisten geen prioriteit ziet.
Naar Nederland
Een Surinaamse basisarts die zich wil specialiseren, moet verplicht voor zijn of haar vervolgopleiding naar het buitenland. Vanwege de taal, geschiedenis, vergelijkbare opleidingsprogramma's en kwaliteit van de gezondheidszorg kiezen de meeste voor Nederland. Afhankelijk van de soort specialisatie moet een arts in opleiding voor één tot maximum vier jaar naar het buitenland.
In 2012 trok Punwasi naar Nederland om zich te specialiseren in nefrologie, een opleiding van zes jaar waarvan de laatste twee jaar in Nederland. De eerste vier jaar van deze opleiding kon Punwasi in Suriname volgen, maar voor het behalen van enkele specifieke opleidingsnormen moest hij naar het buitenland. Dat geldt voor alle specialisatieopleidingen. In het Academisch Medisch Centrum (AMC) in Amsterdam kreeg Punwasi niet betaald voor zijn werk, in tegenstelling tot zijn Nederlandse collega's in opleiding. Voor wie vier jaar naar Nederland gaat, kunnen de verblijfskosten oplopen tot zo'n 100.000 euro. De hoge kosten kunnen jonge artsen ontmoedigen om aan een specialisme te beginnen, erkent Vreden. “De betaling voor Surinaamse artsen in opleiding in Nederland is nog niet centraal geregeld. Sommige ziekenhuizen nemen het voor hun rekening, andere niet. We zijn daarover aan het praten om dat eventueel centraal te structureren”, aldus Vreden. Zie Surilines artikel Riezvi Jessurun volgt opleiding in Nederland.
De uitwisseling met Nederland is historisch gegroeid en constant in ontwikkeling, vervolgt hij. Voordat Suriname in 1969 een Faculteit der Medische Wetenschappen kreeg, was er alleen een geneeskundige school. “Om arts te worden moest je sowieso voor de volledige studie naar Nederland.”
We zijn er absoluut nog niet aan toe om
de opleidingen volledig in Suriname te verzorgen
Naarmate meer artsen na hun opleiding terugkwamen ontwikkelde de geneeskunde in Suriname zich tot een hoger niveau. “Sommige artsen specialiseerden zich ook in Nederland, en zo kregen we specialisten in het land en werd het mogelijk om een deel van de opleiding hier te doen. We werken eraan om in de volledige opleiding te voorzien, maar dat gaat toch nog wel even duren”, zegt Vreden. Bovendien heeft de opleiding in Nederland ook zo haar voordelen.
Niet alle medische ingrepen, technieken en methoden om een ziekte of probleem te kunnen vaststellen kunnen worden toegepast in Suriname. “Met een opleiding in het buitenland leren onze artsen niet alleen dat die mogelijkheden wel bestaan, maar ze leren de technieken ook beheersen. Onze specialisten voldoen daardoor aan internationale eisen. Eenmaal terug in Suriname zullen ze er wellicht naar streven om die techniek ook hier mogelijk te maken”, hoopt Vreden. Een eigen specialisten opleiding in Suriname betekent nu nog inleveren op de kwaliteit van Surinaamse artsen.
Bestuursleden en sympathisanten van Stichting Herdenking Slavernijverleden tijdens de jaarlijkse bijeenkomst in Zoetermeer
Foto: Magda Augusteijn
Haar moeder stelt voor om de Inheemsen daar ook bij te betrekken. ‘Wij zijn ook slaaf geweest’, zegt ze tegen haar dochter. Vlet realiseert zich dat ze amper iets weet van die geschiedenis. Ze denkt terug aan de verhalen die haar vader in haar jeugd vertelde. Hij had een speciale band met de natuur. ‘s Avonds als het gezin rond een kampvuur zat, sprak hij over zijn ervaringen in “het bos”, het Surinaamse regenwoud. “Als het water van de Surinamerivier onstuimig werd, kon hij het rustig krijgen door te bidden en weerrituelen te doen met een kalebas.”
Van haar oma leerde ze over natuurlijke geneesmiddelen: bittere cassave op een wond, kauwen op bladeren tegen buikpijn. “Ze had veel kennis. En mijn vader ook”, vertelt ze. Ze begon haar voorouders anders te zien. De nog twintigduizend Inheemsen in Suriname worden nog altijd niet als volwaardige burgers gezien, meent ze, terwijl er wel degelijk afspraken zijn die hun rechten vastleggen.
Suriname ondertekende in 2007 de VN-Verklaring over de Rechten van Inheemse Volkeren. Onderdeel van die verklaring zijn de grondenrechten: het recht om te wonen en leven in de gebieden waar de Inheemsen al eeuwenlang wonen. In de Surinaamse grondwet staat echter dat de staat eigenaar is van alle natuurlijke rijkdommen en hulpbronnen. De grondwet is na de ondertekening van het verdrag niet aangepast.
Die worsteling loopt geregeld uit op conflict. In april 2023 waren er in het district Para op meerdere plekken protesten, nadat de regering opnieuw concessies voor goudwinning en houtkap had verlengd op Inheemse gronden. Die culmineerden op 2 mei in een geweldsuitbarsting in Pikin Saron: bewoners staken tien houttrucks in brand en ook de politiepost brandde af. Er vielen gewonden en de politie doodde twee inheemse mannen die betrokken waren bij de opstand.
Suriname ondertekende wel de VN-Verklaring over de Rechten van Inheemse Volkeren, maar paste de grondwet niet aan.
“Ze zijn meegenomen in de bosjes en daar neergeknald, terwijl ze al opgepakt in de pickup zaten van de politie”, zegt Vlet. Zij begrijpt de woede van de demonstranten wel. “Ze kwamen in opstand tegen die trucks die hout kwamen halen. Al die jaren hebben gesprekken, brieven en handtekeningen verzamelen niets geholpen. Als ze het heft in eigen handen nemen, worden ze door de politie weggezet als terroristen. Sommigen zijn veroordeeld tot vijftien jaar gevangenisstraf.”
Waar protest wél vruchten afwierp was bij een conceptmineralendeal voor de winning van bauxiet, de grondstof van aluminium. Het beoogde mijnbouwgebied ligt in een regio met vier inheemse dorpen, waar de Kalinya-, Lokono- en Trio-volkeren wonen. Het Nederlandse bedrijf Boskalis had belangstelling in de deal, maar Suriname koos voor een Chinese investeerder. Nadat voornamelijk Inheemse actiegroepen druk op de regering uitoefenen via onder meer een rechtszaak ging de deal niet door.
Maar Vlet maakt zich nog wel zorgen over de olievondst voor de kust van Suriname. Volgens schattingen liggen er 750 miljoen vaten olie in de zeebodem. Als het misgaat, kan de olie via de Surinamerivier het water van Inheemse gemeenschappen vervuilen. Ze vindt dat Nederland meer moet doen op het gebied van ontwikkelingshulp in Suriname. Maar ook in Nederland zelf is er nog werk te doen.
Inheemsen wassen in de rivier in het dorp Apetina
Foto: Magda Augusteijn
'Overige bevolkingsgroepen'
Hoewel er de laatste jaren meer aandacht is voor het Nederlandse slavernijverleden en institutioneel racisme, worden de oorspronkelijke bewoners van Suriname daarin amper genoemd. “Neem ons mee in denktanks, laat ons meedenken over beleid”, zegt ze daarover. “Afro-Surinamers hebben zoveel door de overheid gesubsidieerde instanties, die hebben wij niet.” Afgelopen jaar werd het Herdenkingscomité Slavernijverleden opgericht, maar de Inheemse gemeenschap is daarin niet vertegenwoordigd.
In de koffietent op Den Haag Centraal leest Vlet een mailwisseling voor met de voorzitter van het comité Astrid Elburg. Volgens die voorzitter is een aparte zetel met een Inheemse vertegenwoordiger niet cruciaal. “Maar zij kunnen onze grieven niet weten”, reageert Vlet verbaasd. “Die zijn zo complex. Ze kunnen niet aankloppen bij een Inheems kantoor, want dat hebben wij niet.”
Toch begint er langzaamaan iets te veranderen. Waar voormalig premier Mark Rutte tijdens zijn excuses voor het Nederlandse slavernijverleden de Inheemsen niet noemde – hij had het over “overige bevolkingsgroepen” – gaf Kurano Bigiman namens de Inheemse gemeenschap vorig jaar voor het eerst een speech tijdens de slavernijherdenking in Amsterdam.
“Na al die jaren van moord, verkrachting en vernietiging van het bos verwacht ik herstelbetalingen in de vorm van educatie”, zegt Vlet. In mei reisde ze naar Suriname voor het samenstellen van een groep inheemse professionals en academici die deze geschiedenis in kaart moeten brengen.
"Na al die jaren van moord, verkrachting en vernietiging van het bos verwacht ik herstelbetalingen in de vorm van educatie"
“We hebben al veel verzameld, maar dat zijn orale verhalen”, zegt ze. “Nu moeten we toetsen of die echt zo gebeurd zijn.” Het vredesverdrag is hierin voor Vlet een belangrijk houvast. “We kunnen laten zien dat wij altijd al bezig zijn geweest met grondenrechten”, zegt ze. “Dat geeft ons erkenning. Het is essentieel dat onze kinderen leren over de triomfen van hun ouders.”
Diana Vlet: "Het is essentieel dat onze kinderen leren over de triomfen van hun ouders"
Foto: Magda Augusteijn